Overzicht zorgaanbod
Vruchtbaarheidsonderzoeken bij man en vrouw 
Om mogelijke fertiliteitsstoornissen bij een koppel op te sporen, worden een aantal voorafgaande onderzoeken gedaan. Afhankelijk van het bekomen resultaat bepalen de artsen met welke behandeling u het beste geholpen kan worden.
Zowel man als vrouw worden bij deze onderzoeken betrokken.
Mannelijke vruchtbaarheidstests
Eerst wordt de mannelijke vruchtbaarheid bepaald door een sperma-onderzoek. De kwaliteit van het sperma wordt beoordeeld aan de hand van een microscopisch onderzoek. Blijkt de spermakwaliteit onvoldoende, dan volgt een grondig lichamelijk onderzoek bij de man, eventueel aangevuld met enkele technische onderzoeken in het lab.
Vrouwelijke vruchtbaarheidstests
De vrouwelijke vruchtbaarheid wordt in de eerste plaats bepaald door een eenvoudig anatomisch onderzoek. Tijdens dit onderzoek wordt de baarmoederhals en de baarmoeder gecontroleerd.
In het kader van onvruchtbaarheid kunnen mogelijks ook andere onderzoeken of ingrepen nodig zijn. Sommige zijn klein, andere groter. Sommige gebeuren onder plaatselijke, andere onder algemene verdoving (hysteroscopie, laparoscopie, hysterosalpingografie…).
Bloedonderzoek
Bij man en vrouw wordt een bloedonderzoek uitgevoerd om de werking van de geslachtshormonen in kaart te brengen.
Om te voldoen aan de wetgeving voor weefselbanken wordt een screening op HIV, Hepatitis B en C en Syfilis uitgevoerd
Geassisteerde natuurlijke conceptie / Ovariële stimulatie en ovulatie-inductie 
Voor een goede slaagkans is het heel belangrijk dat eicel en zaadcellen elkaar op het juiste moment ontmoeten. Ovariële stimulatie van de vrouwelijke cyclus heeft als doel één of twee eicellen tot rijping te brengen (mogelijks met lichte hormonale medicatie) en de cyclus goed te monitoren (via echografie en bloedanalyse). Door het uitlokken van de eisprong (ovulatie-inductie), wordt het optimale tijdstip van geslachtsgemeenschap of inseminatie (zie kunstmatige inseminatie) bepaald.
Deze behandeling laat heel wat vrouwen toe toch nog op ’natuurlijke’ wijze zwanger te worden.
Kunstmatige Inseminatie (IUI en KID) 
Inseminatie laat heel wat vrouwen toe toch nog op ’natuurlijke’ wijze zwanger te worden. Moeder Natuur krijgt daarbij enkel een beetje hulp. Bij kunstmatige inseminatie wordt sperma op het juiste moment in het lichaam van de vrouw gebracht.
In het labo wordt het spermastaal eerst opgewerkt (selectie van de beste, meeste beweeglijke zaadcellen uit het sperma). Op de dag van de verwachte ovulatie of eisprong (mogelijks na lichte ovariële stimulatie) wordt met een speciale katheter het opgewerkte sperma van de partner (IUI) in de baarmoederholte gebracht. Er wordt bij kunstmatige inseminatie een onderscheid gemaakt tussen partnerdonatie en het gebruik van donorsperma. Als er helemaal geen levende zaadcellen in het sperma van de man aanwezig zijn of als een vrouw zwanger wil worden maar geen mannelijke partner heeft, kan sperma van een zaaddonor gebruikt worden (Kunstmatige Inseminatie met donorsperma KID).
Kunstmatige inseminatie is een eenvoudige en pijnloze ingreep en verloopt nagenoeg gelijk voor paren die gebruik kunnen maken van eigen sperma en zij die aangewezen zijn op donorsperma.
Als het om een kwalitatief slecht spermastaal gaat (te weinig goed beweeglijke zaadcellen), dan kan IVF met ICSI een oplossing zijn.
In vitro fertilisatie (IVF) / Intracytoplasmatische sperma injectie (ICSI) 
IVF staat voor ’In vitro fertilisatie’
’Fertilisatie’ betekent bevruchting en ’in vitro’ betekent ’buiten het lichaam’.
De behandeling is te verdelen in vijf stappen:
1. de hormonale ovariële stimulatie
Met behulp van medicijnen wordt de ontwikkeling van eicellen gestimuleerd. Normaal rijpt er per cyclus maar één eicel. Door een behandeling met hormoonpreparaten lukt het vaak om meerdere eicellen tegelijkertijd te laten rijpen. En meer rijpe eicellen betekent een grotere kans op een bevruchting en uiteindelijke zwangerschap.
2. de pick-up (collecteren van eicellen)
Het verzamelen van eicellen is op zich een kleine ingreep en gebeurt echoscopisch. Op het echografietoestel wordt een geleider met daarin een holle naald gemonteerd. Net voor de eisprong worden de follikels (vochtblaasjes) doorprikt en de het follikelvocht wordt opgezogen. In het labo identificeert en isoleert men de eicellen uit dit vocht.
3. de bevruchting (in het laboratorium)
Ook de man draagt zijn steentje bij: hij levert een spermastaal dat in het labo ’gewassen’ wordt om de slaagkans te vergroten. Enkele uren na de pick-up worden in het labo de zaadcellen bij de eicellen gevoegd om ze te bevruchten via IVF of ICSI.
IVF
Dit houdt in dat men elke eicel met een groot aantal zaadcellen in een glazen schaaltje samenvoegt, in de hoop dat een zaadcel op eigen kracht een eicel kan binnendringen en bevruchten.
ICSI
’Intra cytoplasmatische sperma injectie’ is een speciale manier van in vitro fertilisatie (IVF). Als het sperma zelf niet in staat is de eicel te bevruchten (veel te weinig of niet beweeglijk sperma), wordt bij ICSI met een fijne pipet, één enkele spermacel in het binnenste of cytoplasma van een rijpe eicel geïnjecteerd. Per eicel is maar één zaadcel vereist.
De behandeling verloopt gelijk voor een IVF of ICSI cyclus, alleen de bevruchting zelf in het labo verschilt.
Een dag later wordt gecontroleerd of de eicellen bevrucht werden. De embryo’s worden 3 tot 6 dagen gevolgd.
4. de embryotransfer (terugplaatsen van het embryo in de baarmoeder)
Afhankelijk van het klinisch beleid worden 2,3 of 5 dagen dagen na de bevruchting één of meerdere embryo’s in het lichaam van de vrouw teruggeplaatst. De embryo’s worden met een katheter in de baarmoeder gebracht, in de hoop dat ze zich - net als bij een normale zwangerschap - nestelen in de baarmoeder.
5. de nabehandeling, controle en uitslag
Als de embryo’s in het lichaam zijn teruggeplaatst houdt dit (nog) niet in dat u zwanger bent. Het duurt tot 3 weken voordat het resultaat van de behandeling bekend is. Na de transfer wordt gestart met een hormonale ondersteuning van het baarmoederslijmvlies.
Het is niet gemakkelijk om deze periode gewoon verder te leven alsof er niets is gebeurd. Gevoelens van angst, hoop en twijfel wisselen elkaar in snel tempo af. In deze periode, waarin u worstelt met allerlei vragen en emoties, kunt u overigens altijd terugvallen op de deskundige raad en steun van het fertiliteitsteam.
Zaad- en eiceldonatie 
Soms kan de kinderwens van een vrouw of een paar alleen vervuld worden als ze over zaadcellen of eicellen van anderen kunnen beschikken.
Eiceldonatie
Bij eiceldonatie staat een donor haar eicellen af aan een paar dat graag kinderen wil. In het laboratorium brengt men één of meerdere afgestane eicellen samen met de zaadcellen van haar partner. Lukt de bevruchting, dan wordt het embryo of de embryo’s teruggeplaatst in de baarmoeder van de vrouw van het paar. De terugplaatsing is pijnloos.
De grootste groep die in aanmerking komt zijn vrouwen die geen eicellen (meer) hebben, door redenen als:
- een operatie waarbij beide eierstokken zijn weggenomen;
- slecht functionerende eierstokken
- bestraling van de onderbuik of chemotherapie
- vroegtijdige menopauze
Een andere groep bestaat uit vrouwen die draagster zijn van een ernstige erfelijke ziekte. Vrouwen die zelf geen eicellen hebben, missen ook de hormoonproductie in de eierstokken die nodig is voor het rijpen van het eitje en het handhaven van de zwangerschap. Daarom krijgt de vrouw bij wie de bevruchte eitjes worden teruggeplaatst hormoonvervangende medicijnen.
Zaadceldonatie - Spermadonatie
Bij zaadcel- of spermadonatie staat een donor zaadcellen af aan patiënten die moeten een beroep doen op ‘vreemd’ materiaal om een kinderwens in vervulling te zien gaan.
Specifieke groepen van patiënten die afhankelijk zijn van een spermadonor zijn:
- paren waarbij de man geen zaadcellen produceert
- paren waarbij de zaadcellen van de man erfelijk belast zijn
- alleenstaande vrouwen
- lesbische paren
Cryopreservatie van embryo’s, eicellen en zaadcellen 
Cryopreservatie is het invriezen en in ingevroren toestand langdurig bewaren van gameten en embryo’s in het kader van medisch begeleide voortplanting of medische indicatie.
Cryopreservatie van embryo’s
Na terugplaatsing van één of meerdere embryo’s, kunnen nog embryo’s overblijven.
Deze overtallige embryo’s kunnen worden ingevroren en bewaard voor later gebruik,
Cryopreservatie van eicellen
Eicellen kunnen worden ingevroren bij patiënten die
- chemo- of radiotherapie moeten ondergaan
- hun kinderwens willen uitstellen (leeftijdsgerelateerd vruchtbaarheidsverlies)
- geen zaadcellen ter beschikking hebben op het moment van de eicel pick-up
Cryopreservatie van zaadcellen
Zaadcellen kunnen worden ingevroren bij patiënten die
- chemo- of radiotherapie moeten ondergaan
- een spermastaal van uitzonderlijk slechte kwaliteit hebben
- een productieprobleem hebben : moeilijk een spermastaal kunnen aanmaken op het moment van de eicel pick-up
- op moment van de eicel pick-up niet aanwezig kunnen zijn
Cryoembryotransfer/ontdooicyclus 
De voorbereiding voor deze methode is zeer eenvoudig. Een ingevroren embryo wordt ontdooid en de embryo transfer kan gedaan worden in een natuurlijke cyclus of na inname van medicijen. Er hoeft dus geen eicelpunctie uitgevoerd te worden.
Testiculaire sperma aspiratie (TESA) en testiculaire sperma extractie (TESE) 
Bij heel ernstige mannelijke factoren (afwezigheid van zaadcellen in het ejaculaat) kan sperma operatief bekomen worden uit de testis. Volgende technieken van spermarecuperatie worden gebruikt in het CRG: TESA: testiculaire sperma aspiratie en TESE: testiculaire sperma extractie.
Na de spermarecuperatie zal ook ICSI toegepast worden op de eicellen.
Laser assisted hatching (LAH) 
Ondanks goede embryokwaliteit leidt een IVF cyclus niet altijd tot een zwangerschap. Bij assisted hatching wordt met behulp van een laser, microscopisch 1/4 van de eicelschil rond het embryo extreem dun gemaakt waardoor in een later stadium het embryo naar buiten kan treden om op die manier de innesteling in de baarmoeder te bevorderen.
PGD of pre-implantatie genetische diagnose 
PGD of pre-implantatie genetische diagnose laat toe om een genetische afwijking op te sporen in embryo’s die worden bekomen via in vitro fertilisatie, nog voor ze worden teruggeplaatst in de baarmoeder. Het wordt toegepast bij koppels die een hoog risico op een kind met een ernstige aandoening of een hoog risico op herhaald miskraam vertonen, doordat minstens één van beide ouders drager is van een genetische afwijking. PGD kan enkel uitgevoerd worden als de genetische afwijking ter hoogte van de chromosomen of het gen gekend is. Dus alleen koppels die weten dat ze een verhoogd risico hebben op een kind met een ernstige genetische afwijking, komen in aanmerking voor deze techniek. Geslachtsselectie voor niet-medische reden wordt niet uitgevoerd.
Bij PGD worden één of meerdere cellen uit een embryo verwijderd. Deze cellen worden verder genetisch geanalyseerd.
Het doel is om uit te maken welke embryo’s het genetisch defect vertonen en welke niet. Alleen niet-aangetaste embryo’s worden teruggeplaatst.